Alain Delon

88, Douchy (Loiret), 18 augustus, lymfoom

Frans steracteur, regisseur, scenarioschrijver, zanger, producent en zakenman, voluit Alain Fabien Maurice Marcel Delon. Sinds 1999 in het bezit van de Zwitserse nationaliteit. Stoïcijns stijlicoon, met name door zijn zwijgende gangsterrollen in films van Jean-Pierre Melville, zoals Le samouraï (1967), Le cercle rouge (1970) en Un flic/De anti-misdaadbrigade (1972), maar ook als Tom Ripley in Plein soleil (René Clément, 1960), en in Rocco e i suoi fratelli/Rocco en zijn broers (Luchino Visconti, 1960), L’eclisse (Michelangelo Antonioni, 1963), Il gattopardo/De tijgerkat (Visconti, 1963) en tegenover zijn grote liefde Romy Schneider in La piscine (Jacques Deray, 1969). Won zijn enige César voor Notre histoire (top-billed, tevens productie; Bertrand Blier, 1984), na eerdere nominaties voor M. Klein (top-billed; Joseph Losey, 1976) en Mort d’un pourri (top-billed; Georges Lautner, 1977). Honoraire Gouden Beer (1995) en Gouden Palm (2019). Omstreden door zijn connecties in de onderwereld, die hij onder meer over had gehouden aan zijn diensttijd in de marine tijdens de oorlog in Indo-China, en zijn extreemrechtse sympathieën, die echter niet ten koste gingen van zijn onverwoestbare reputatie onder cinefielen. Zoon van een bioscoopeigenaar en een ouvreuse, die opgroeide in het strenge pleeggezin van een gevangenisbewaarder. Wilde profwielrenner en zanger worden, maar kwam voortdurend in conflict met de autoriteiten op diverse kostscholen, totdat hij op zijn 17de bij de marine dienst nam. Werd ook daar ontslagen wegens vechtpartijen en belandde in Parijs in criminele kringen, totdat actrice Brigitte Auber hem onder haar hoede nam. Debuteerde zonder enige ervaring met een rolletje in Quand la femme s’en mêle  (Yves Allégret, 1957), gevolgd  door Sois-belle et tais-toi (Marc Allégret, 1958). Eerste hoofdrol, tegenover de jonge Oostenrijkse ster Schneider, in Christine (Pierre Gaspard-Huit, 1958), voor het eerst top-billed in Faibles femmes/3 Franse katjes (Michel Boisrond, 1959).

Daarna onder meer in Che gioia vivere/Quelle joie de vivre (Clément, 1961), Amours célèbres (als prins Albert van Monaco; Boisrond, 1961), Le diable et les dix commandements/Op een hete namiddag… (Julien Duvivier, 1962), Mélodie en sous-sol (tegenover zijn grote voorbeeld Jean Gabin; Henri Verneuil, 1963), La tulipe noire (top-bllled; Christian-Jaque, 1964), Les félins (top-billed tegenover Jane Fonda; Clément, 1964) en L’insoumis (top-billed, tevens voor het eerst productie; Alain Cavalier, 1964). Tot Delons zeldzame Engelstalige films behoren The Yellow Rolls Royce (Anthony Asquith, 1964), Once a Thief/Niemand ontkomt zijn noodlot (top-billed; Ralph Nelson, 1965), Lost Command (Mark Robson, 1966), Paris brûle-t-il?/Is Paris Burning? (Clément, 1966), Texas Across the River (Michael Gordon, 1966), The Girl on a Motorcycle (Jack Cardiff, 1968), Soleil rouge/The Red Sun (Terence Young, 1971) en Scorpio (Michael Winner, 1973).

Voorts in films als Les aventuriers (top-billed; Robert Enrico, 1967), Diaboliquement vôtre (top-billed; Duvivier, 1967), Histoires extraordinaires (segment Louis Malle, 1968), Adieu l’ami/Vaarwel vriend (top-billed tegenover Charles Bronson; Jean Herman, 1968), Jeff (top-billed, tevens eerste film van Adel Productions; Herman, 1969), Le clan des Siciliens (tegenover Gabin; Verneuil, 1969), Borsalino (tegenover Jean-Paul Belmondo, tevens producent; Deray, 1970) en het vervolg zonder Belmondo Borsalino & Co. (top-billed, tevens producent; Deray, 1974), Doucement les basses (top-billed, tevens productie; Deray, 1971), La veuve Couderc (top-billed tegenover Simone Signoret; Pierre Granier-Deferre, 1971), het Engelstalige The Assassination of Trotsky (tegenover Schneider en Richard Burton in de titelrol; Losey, 1972), La prima notte di quiete (top-billed, tevens productie; Valerio Zurlini, 1972), Traitement de choc (top-billed; Alain Jessua, 1973), Les granges brûlées (Jean Chapot, 1973), Tony Arzenta/Big Guns (top-billed; Duccio Tessari, 1973),  Deux hommes dans la ville (tevens productie, tegenover Gabin; José Giovanni, 1973), Les seins de glace (top-billed tegenover Mireille Darc, tevens productie; Lautner, 1974),  Zorro (top-billed in titelrol; Tessari, 1975), Flic Story (top-billed, tevens productie; Deray, 1975), Le gitan (top-billed, tevens productie; Giovanni, 1975), Comme un boomerang (top-billed, tevens productie en scenario; Giovanni, 1976), Le gang (top-billed, tevens productie; Deray, 1977), Armaguedon (top-billed, tevens productie; Jessua, 1977), L’homme pressé (top-billed, tevens productie; Édouard Molinaro, 1977), Attention, les enfants regardant (top-billed, tevens productie; Serge Leroy, 1978), de Amerikaanse rampenfilm The Concorde… Airport ’79 (top-billed als gezagvoerder; David Lowell Rich, 1979), Le toubib (top-billed, tevens productie; Granier-Deferre, 1979), Trois hommes à abattre (top-billed, tevens scenario en productie; Deray, 1980) en het Russische Teheran 43 (Aleksandr Alov en Vlaimir Naoemov, 1980). Regiedebuut met Pour la peau d’un flic (tevens top-billed, scenario en productie; 1981), gevolgd door Le battant (tevens top-billed, scenario en productie; 1983). Latere filmrollen in bij voorbeeld Le choc (top-billed, tevens scenario; Robin Davis, 1982), Un amour de Swann (top-billed als Prousts baron de Charlus; Volker Schlöndorff, 1984), Parole de flic (top-billed, tevens scenario en productie; José Pinheiro, 1985), Le passage (top-billed, tevens productie en scenario; René Manzor, 1986), Ne réveillez pas un flic qui dort (top-billed, tevens scenario en productie; Pinheiro, 1988), Nouvelle vague (top-billed; Jean-Luc Godard, 1990), Dancing Machine (top-billed, tevens scenario en productiie; Gilles Béhat, 1990),

Le retour de Casanova (top-billed in titelrol, tevens productie; Édouard Niermans, 1992), Un crime (top-billed, tevens productie en scenario; Deray, 1993), L’ours en peluche (top-billed; Deray, 1994), Les 101 nuits de Simon Cinéma (als zichzelf; Agnès Varda, 1995), Le jour et la nuit (top-billed; Bernard-Henri Lévy, 1997), Une chance sur deux (tegenover Belmondo; Patrice Leconte, 1998), Les acteurs (Blier, 2000), Astérix aux Jeux Olympiques (als Julius Caesar; Frédéric Forestier en Thomas Langmann, 2008), het Russische S novym godom, mamy!/Happy New Year, Moms! (Sarik Andreasjan, 2012) en Toute ressemblance… (Michel Denisot, 2019), Ook producent van Sortie de secours (Roger Kahane, 1970), het Canadese Power Play (Martyn Burke, 1978) en de korte films Le journal d’un combat (Guy Gilles, 1964) en La planète des hommes (Bob Elia en Jan-Marie Périer, 1971). Delon had een hit met het duet met zangeres Dalida, Paroles, paroles (1973). Volgens Delon maakte film slechts een klein deel uit van zijn zakenimperium, dat onder meer parfum, zonnebrillen, kleding, horloges, postpapier en het sigarettenmerk Alain Delon behelst. Ook was hij actief als bokspromotor en verwikkeld in tal van affaires, zoals verboden wapenbezit, geweldpleging en mogelijke betrokkenheid bij de dood in 1968 van zijn lijfwacht Stefan Markovic. Delon had langdurige liefdesaffaires met actrices Romy Schneider en Mireille Darc en het Nederlandse model Rosalie van Breemen, maar was alleen getrouwd met model Nathalie Barthélémy die na hun echtscheiding films zou gaan regisseren onder de naam Nathalie Delon. Hun zoon Anthony Delon werd ook acteur. Een zoon uit de relatie met zangeres Nico (Christa Päffgen) leek sprekend op zijn vader, maar Delon heeft Ari Boulogne (1962-2023) nooit willen erkennen.

 

Plaats een reactie

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.