La longue marche (Alexandre Astruc, 1965), Pierrot le Fou (Jean-Luc Godard, 1965),
het korte Pour le mistral (Joris Ivens, 1965), de tv-serie Belphegor (Claude Barma, 1965), The Sailor from Gibraltar (Tony Richardson, 1966), aAdemoiselle (Richardson, 1966), Le franciscain de Bourges (Claude Autant-Lara, 1967), Week-end (Godard, 1967), Baisers volés (François Truffaut, 1968), La sirène du Mississippi (Truffaut, 1968), L’enfant sauvage (Truffaut, 1969), Domicile conjugal (Truffaut, 1970),
Un condé (Yves Boisset, 1970), L’acrobate (Jean-Daniel Pollet, 1975), La question (Laurent Heynemann, 1976), La tortue sur le dos (Luc Béraud, 1977), Félicité (Christine Pascal, 1978), Mais ou et donc Ornicar (Bertrand Van Effenterre, 1978), Retour à la bien-aimée (Jean-François Adam, 1978), Le mors aux dents (Heynemann, 1979), Contretemps (Pollet, 1988), El sueño del mono loco/The Mad Monkey (Fernando Trueba, 1988), Daddy Nostalgie (Tavernier, 1989), Belle époque (Trueba, 1993), La niña de tus ojos (Trueba, 1998), Ceux d’en face (Pollet, 2001) en The Dreamers (Bernardo Bertolucci, 2003). Schreef nieuwe soundtracks voor de stille films Intolerance (1985; D.W. Griffith, 1916) en L’homme du large (1982; Marcel l’Herbier, 1920). Oprichter van de muziekschool van Villeurbanne (1980). Bestuurder van de auteursrechtenvereniging SACEM (1987-94).
Antoine Duhamel
89, Valmondois (Val d’Oise), 11 september, doodsoorzaak onbekend
Frans componist. Zoon van schrijver Georges Duhamel en toneelspeelster Blanche Albane. Studeerde aan het conservatorium van Parijs compositie bij onder meer Olivier Messiaen en René Leibowitz en psychologie en musicologie aan de Sorbonne. Schreef muziek voor talloze films, vooral van regisseurs in de nouvelle vague, maar ook voor vier Nederlandse films: De blanke slavin (Renee Daalder, 1967), Frank en Eva (Pim de la Parra, 1972), VD (Wim Verstappen, 1972) en Dakota (Verstappen, 1975). Won een Zilveren Beer in Berlijn voor Laissez-passer (Bertrand Tavernier, 2002). Dezelfde soundtrack bezorgde Duhamel de laatste van vijf nominaties voor een César, na Que la fête commence (voortbordurend op werk van Philippe d’ Orléans; Tavernier, 1975), La chanson de Roland (Franck Cassenti, 1978), La mort en direct/Death Watch (Tavernier, 1980) en Ridicule (Patrice Leconte, 1996). Debuteerde in 1957 als filmcomponist met een serie korte animatiefilms van Albert Champeaux en Pierre Watrin, Gag Express. Eerste lange speelfilm Cruelle méprise (Jean-Michel Rankovitch, 1962). Schreef daarna muziek voor onder veel meer Le grain de sable (tevens acteur; Pierre Kast, 1964), Tintin et les oranges bleues/Kuifje en de blauwe sinaasappels (Philiipe Condroyer, 1964),