Under the Gun (Ted Tetzlaff, 1951), The Blue Veil (Bernhardt, 1951), de titelrol in FBI Girl (William Berke, 1951), The Sellout (Gerald Mayer, 1952), Assignment: Paris (Robert Parrish, 1952), My Pal Gus (Parrish, 1952), Woman They Almost Lynched (Allan Dwan, 1953), Man in the Dark (Lew Landers, 1953), Cruisin’ Down the River (Richard Quine, 1953), Champ for a Day (William A. Seiter, 1953), als luitenant-verpleegster in Mission over Korea (Fred F. Sears, 1953), Massacre Canyon (Sears, 1954), tegenover de sadistische cipier Ida Lupino in Women’s Prison (Lewis Seiler, 1955),
A Bullet for Joey (Lewis Allen, 1955), The Vanishing American/De laatste der Navajo’s (Joseph Kane, 1955), Jet Attack (Cahn, 1958), Man or Gun (Albert C. Gannaway, 1958), The Carpetbaggers (Edward Dmytryk, 1964), Harlow (Alex Segal, 1965), Chubasco (Allen H. Miner, 1967), en The Apple Dumpling Gang Rides Again (Vincent McEveety, 1979). Twee illustere filmrollen liep ze mis: die van Alice (Shelley Winters) in A Place in the Sun/Illusie van het geluk (George Stevens, 1951) omdat MGM haar niet wilde uitlenen, en die van de oude Rose (Gloria Stuart) in Titanic (James Cameron, 1997) omdat ze de uitnodiging afsloeg. Beide vervangsters werden genomineerd voor een Oscar. Ondanks dates met Clark Gable, Cary Grant en David Niven trouwde Totter met een onbekende arts. Ze bleef nog lang actief op tv, maakte een legendarische fudge en was een steunpilaar van de Republikeinse partij.