Bertrand Tavernier

79, Sainte-Maxime (Var), 25 maart, natuurlijke dood

Frans regisseur, scenarioschrijver en producent. Zoon van schrijver René Tavernier deelde de liefde voor Amerikaanse genrefilms met de filmmakers van de Nouvelle vague, maar sloeg door zijn even grote affiniteit met taal en dialoog, geschiedenis en cultuur een andere hoek om. Hij rehabiliteerde verguisde literaire scenaristen van de cinéma de papa, Jean Aurenche en Pierre Bost, door ze mee te laten schrijven aan zijn eerste lange speelfilm, L’horloger de Saint-Paul (naar Georges Simenon; 1972). De hommage aan Taverniers geboortestad Lyon won de Prix Louis Delluc en een Zilveren Beer (Speciale Juryprijs) in Berlijn. In diezelfde stad won Tavernier veel later ook zijn enige hoofdprijs, de Gouden Beer, voor L’appât (1995), een verhandeling over jeugdige criminelen en hun motieven, in de trant van zijn eerdere maatschappijkritische films als Des enfants gâtés (1977) en de policier L.627 (1992). Wel een Gouden Leeuw in Venetië voor heel oeuvre (2015). Na een studie rechten ging de jonge cinefiel en jazzfanaat als criticus werken, maar vooral als publiciteitsagent, met name voor regisseur Jean-Pierre Melville. Hij assisteerde zijn oud-klasgenoot Volker Schlöndorff bij de regie van de korte film Wen kümmert’s? (1960) en was ook assistent-regisseur van Maciste, gladiatore di Sparta/The Terror of Rome against the Son of Hercules (Mario Caiano, 1964) en Una questione d’onore (Luigi Zampa, 1966). Tevens regisseerde hij segmenten van de omnibusfilms Les baisers (1964) en La chance et l’amour (1964). Na het succes van zijn debuut maakte Tavernier een groot aantal lange, grotendeels vlekkeloze speelfilms, die hij bijna altijd ook schreef (zelden zonder coauteurs) en soms produceerde.

De eerste twee bezorgden Tavernier de reputatie van meester van de kostuumfilm: Que la fête commence… (mede geschreven door Aurenche; 1975) over een opstand aan het Franse hof in de 18de eeuw en Le juge et l’assassin (verhaal van Aurenche en Bost; 1976) over een seriemoordenaar op het 19de eeuwse platteland. Het Engelstalige Death Watch/La mort en direct (met Romy Schneider en Harvey Keitel; 1980) was juist zijn tijd ver vooruit, in de vertelling over beroemdheden, geïmplanteerde camera’s en reality tv.

De belangrijkste latere films van Tavernier waren Une semaine de vacances (1980), het in koloniaal West-Afrika gesitueerde Coup de torchon (1981), de documentaire Mississippi Blues (samen met Robert Parrish, 1983), het door de impressionistische schilderkunst geïnspireerde Un dimanche à la campagne (naar roman van Bost; 1984), dat de regieprijs won in Cannes, de Engelstalige jazzfilm ‘round Midnight/Autour de minuit (met tenorsaxofonist Dexter Gordon; 1986), La passion Béatrice (gesitueerd tijdens de Honderdjarige Oorlog; 1987), La vie et rien d’autre (over de creatie van ‘de onbekende soldaat’ na WO1; 1989), Daddy Nostalgie (met Dirk Bogarde en Jane Birkin; 1990),  de documentaire La guerre sans nom (over de Algerijnse oorlog; 1992), La fille de D’Artagnan (1994), Capitaine Conan (César voor regie; 1996), Ça commence aujourd’hui (over een onderwijzer in een krimpregio; 1999), Laissez-passer (over de Franse filmproductie tijdens WO2; 2002), Holy Lola (2004), In the Electric Mist (over New Orleans post-Katrina en lang daarvoor; 2009), La princesse de Montpensier (geloofstwisten in de 16de eeuw; 2010), Quai d’Orsay (2013) en de negendelige documentaireserie Voyage à travers le cinéma français (2017). Alleen al om die laatste serie dringt zich de vergelijking op met Taverniers Amerikaanse generatiegenoot Martin Scorsese. President van het Institut Lumière in Lyon, dat zich onder leiding van Thierry Frémaux bekommert om Frans filmerfgoed. Naast de scenariobijdragen aan zijn eigen films schreef Tavernier onder meer (mee aan) Coplan ouvre le feu à Mexico (Riccardo Freda, 1967), La trace (Bernard Favre, 1983), Les mois d’avril sont meurtriers (Laurent Heynemann, 1987) en Mon père, il m’a sauvé la vie (José Giovanni, 2001). Produceerde naast eigen films La question (Heynemann, 1977), Fred (Pierre Jolivet, 1997) en de documentaire Lumière! (Frémaux, 2016). Sprak de voice-over van Barbet Schroeder in de korte film La boulangère de Monceau (Eric Rohmer, 1963). Schreef bij voorbeeld het boek 50 Years of American Cinema (samen met Jean-Pierre Coursodon, 1995) en vertaalde Michael Powells autobiografie A Life in Cinema in het Frans. Gescheiden van de Brits-Franse Colo O’Hagan die een aantal van zijn films schreef. Hun kinderen zijn acteur en regisseur Nils Tavernier en auteur Tiffany Tavernier.

.

 

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.