Verder beperkte acteercarrière: top-billed in de tv-film Lily in Winter (Delbert Mann, 1994) en een hoofdrol in de tv-film Freak City (Lynne Littman, 1999), naast kleinere rollen in de tv-films Abducted: A Father’s Love (Chuck Bowman, 1996) en Always Outnumbered (Michael Apted, 1998). Schreef muziek voor de animatiefilm The Easter Egg Adventure (John Michael Williams, 2004). Ook is Cole zingend te horen op de soundtrack van films als Pretty Woman (Garry Marshall, 1990), While You Were Sleeping (Jon Turteltaub, 1995), de animatiefilm Cats Don’t Dance (Mark Dindal, 1997) en Charlie’s Angels: Full Throttle (McG, 2003).
actrice
Yoka Berretty
Ook als de vrouw van Totò in La banda degli onesti (Camillo Mastrocinque, 1956), Occhi senza luce (Flavio Calzavara, 1956), The Last Blitzkrieg (Arthur Dreifuss, 1959) en de Knut Hamsunverfilming Das letzte Kapitel (Wolfgang Liebeneiner, 1961). De rol van een straatmadelief die Federico Fellini haar aanbood in Le notti di Cabiria (1957) wees ze verontwaardigd van de hand. Haar Nederlandse filmdebuut maakte ze als echtgenote van het personage van Guus Oster in Makkers staakt uw wild geraas (Fons Rademakers, 1960). Daarna was ze onder meer te zien als koerierster in De overval (Paul Rotha en Kees Brusse, 1962),
de korte film Jongens, jongens, wat een meid (Pim de la Parra, 1965), de korte opdrachtfilm Levend vuur (Ernst Hofbauer, 1967), als de moeder van Marja Kok in VD (Wim Verstappen, 1972), Rufus (Samuel Meijering, 1975), Charlotte (Frans Weisz, 1981), als de vrouw van Rijk de Gooyer in De prooi (Vivian Pieters, 1985) en als de moeder van Pierre Bokma in Advocaat van de hanen (Gerrit van Elst, 1996). Vanaf 1958 speelde ze enkele opvallende rollen in het theater, vooral bij de Nederlandse Comedie (Het ei, Onder het melkwoud) en in cabaretprogramma’s met Nicolaas Kroese en Jelle de Vries. Al in 1958 kreeg ze een eigen televisieprogramma, Yoka, een kwartiertje blij en blue. Ze was ook de zingende gastvrouw van het vernieuwende satirische programma Zo is het toevallig ook nog ‘s een keer (1963-66), speelde in de opvolger Hadimassa (1967-72) en was jarenlang panellid (naast Rinus Ferdinandusse en Willem Nijholt) in de KRO-filmquiz Voor een briefkaart op de eerste rang (1969-78). Ze acteerde op tv onder meer in de series De dageraad (Frank Zichem, 1991) en Wij zijn weer thuis (Wim T. Schippers, 1992-93), en drie keer onder regie van Theo van Gogh: Eva (top-billled; 1994), In het belang van de staat (1997) en Au (top-billed; 1997). Biografie: Yoka (2023) door Peter van der Aa. Na een huwelijk met Dominique Berretty hertrouwd met de uitgever Andreas Landshoff.
Danièle Delorme
Dochter van schilder René Girard wilde aanvankelijk concertpianiste worden. Ging acteerlessen nemen en debuteerde als 15-jarige, onder haar eigen naam, La belle aventure/De ontvoerde bruid (Marc Allégret, 1942). Daarna onder meer in Les petites du Quai aux Fleurs (M. Allégret, 1944), Les J3 (Roger Richebé, 1946), de als verloren beschouwde vroege lowbudgetfilm van Alain Resnais, Ouvert pour cause d’inventaire (1946), de verfilming van Jean-Paul Sartres Les jeux sont faits (Jean Delannoy, 1947), Impasse des Deux Anges/Gangsters in de nacht (Maurice Tourneur, 1948) en de korte film Aller et retour (Alexandre Astruc, 1948), Na het succes van Gigi volgden voornamelijk hoofdrollen: La cage aux filles (Maurice Cloche, 1949), Agnès de rien (Pierre Billon, 1950), Miquette et sa mère (Henri-Georges Clouzot, 1950), Minne, l’ingénue libertine (Audry, 1950), Rendez-vous avec la chance (Emil E. Reinert, 1950), tegenover Gérard Philipe in Souvenirs perdus (Christian-Jaque, 1950), …sans laisser d’adresse (Jean-Paul le Chanois, 1951), La jeune folle (Yves Allégret, 1952), Les dents longues (top-billed tegenover haar eerste echtgenoot Daniel Gélin; Gélin, 1952),
rmal”> tegenover Jean Marais in Le guérisseur/De bergdokter (Yves Ciampi, 1953), Si Versailles m’était conté (Sacha Guitry, 1954), Tempi nostri/Quelques pas dans la vie (Alessandro Blasetti, 1954), de operafilm Casa Ricordi/Onsterfelijke muziek (Carmine Gallone, 1954), Le dossier noir (André Cayatte, 1955), tegenover Jean Gabin in Voici le temps des assassins… (Julien Duvivier, 1956), Mitsou, ou Comment l’esprit vient aux filles (Audry, 1956), als Fantine in Les misérables (Le Chanois, 1958), Chaque jour a son secret (Claude Boissol, 1958), Prisons de femmes (Cloche, 1958), als bloemenverkoopster in de korte film Les fiancés du pont MacDonald (Agnès Varda, 1961) en Cléo de 5 à 7 (Varda, 1962), Le septième juré (Georges Lautner, 1962), de titelrol in Marie Soleil (Antoine Bourseiller, 1966), Des Christs par milliers (Philippe Arthuys, 1969), Hoa-Binh (Raoul Coutard, 1970), tegenover Jean-LouisTrintignant in Le voyou (Claude Lelouch, 1970),
Danièle Delorme door kebekmac
Absences répétées (prix Jean Vigo; Guy Gilles, 1972), Belle (André Delvaux, 1973), La barricade du Point du Jour (René Richon, 1978), La côte d’amour (Charlotte Dubreuil, 1982) en Novembermond (Alexandra von Grote, 1985). Laatste rol in de korte film van haar kleinzoon Hugo Gélin, La vie sans secret de Walter Nions (weer als bloemenverkoopster, 2001). Als producent van Comme des frères (Hugo Gélin, 2012) kreeg Delorme haar eerste Césarnominatie, voor beste debuutfilm, net als een jaar later voor La cage dorée (Ruben Alves, 2013).
In een aantal producties van Les Films de la Guéville was Delorme ook zelf te zien: de megahit, met name in Nederland en Duitsland, Un éléphant ça trompe énormément/Al is de leugen nog zo snel (Robert, 1976), het vervolg Nous irons tous au paradis (Robert, 1977), Qu’est-ce qui fait courir David? (Élie Chouraqui, 1982) en Sortez des rangs (Jean-Denis Robert, 1996). Produceerde zowel commerciële successen als kwetsbare arthouse-titels: Bébert et l’omnibus (Robert, 1963), Les copains (Robert, 1965), Alexandre le bienheureux (Robert, 1968), Camarades (Marin Karmitz, 1970), Le plein de super (Alain Cavalier, 1976), Sâle rêveur (Jean-Marie Périer, 1978), La femme qui pleure (Jacques Doillon, 1979), Martin et Léa (Cavalier, 1979), La drôlesse (Doillon, 1979),
Un étrange voyage (Cavalier, 1981), La fille prodigue (Doillon, 1981), Fréquence meurtre (Élisabeth Rappeneau, 1988), het voor een Oscar genomineerde Himalaya – L’enfance d’un chef (coproductie; Eric Valli en Michel Debats, 1999) en de korte film ter gelegenheid van de invoering van de euro À l’abri des regards indicrets (Alves en H. Gélin, 2002). Verdeelde twee jaar de nationale filmsubsidie als voorzitter van de commissie voor de ‘Avance sur recettes’ (1980-81). Moeder van acteur en producent Xavier Gélin.