Danièle Delorme

89, Parijs, 17 oktober, na een lange ziekte

Frans actrice en producent, geboren als Gabrielle Danielle Marguerite Andrée Girard. Lange carrière als steractrice in breekbare, melancholieke rollen, waarvan de bekendste wellicht het titelpersonage was van de eerste, Franse verfilming van Colettes roman Gigi (Jacqueline Audry, 1949). Later succesvol als producent, samen met haar tweede echtgenoot, regisseur, scenarioschrijver en acteur Yves Robert. De eerste film van hun huis Les Productions de la Guéville was de hit La guerre des boutons (Robert, 1962), naar een klassiek kinderboek over rivaliserende jongensbendes op het platteland.


Dochter van schilder René Girard wilde aanvankelijk concertpianiste worden. Ging acteerlessen nemen en debuteerde als 15-jarige, onder haar eigen naam, La belle aventure/De ontvoerde bruid (Marc Allégret, 1942). Daarna onder meer in Les petites du Quai aux Fleurs (M. Allégret, 1944), Les J3 (Roger Richebé, 1946), de als verloren beschouwde vroege lowbudgetfilm van Alain Resnais, Ouvert pour cause d’inventaire (1946), de verfilming van Jean-Paul Sartres Les jeux sont faits (Jean Delannoy, 1947), Impasse des Deux Anges/Gangsters in de nacht (Maurice Tourneur, 1948) en de korte film Aller et retour (Alexandre Astruc, 1948), Na het succes van Gigi volgden voornamelijk hoofdrollen: La cage aux filles (Maurice Cloche, 1949), Agnès de rien (Pierre Billon, 1950), Miquette et sa mère (Henri-Georges Clouzot, 1950), Minne, l’ingénue libertine (Audry, 1950), Rendez-vous avec la chance (Emil E. Reinert, 1950), tegenover Gérard Philipe in Souvenirs perdus (Christian-Jaque, 1950), …sans laisser d’adresse (Jean-Paul le Chanois, 1951), La jeune folle (Yves Allégret, 1952), Les dents longues (top-billed tegenover haar eerste echtgenoot Daniel Gélin; Gélin, 1952),

rmal”> tegenover Jean Marais in Le guérisseur/De bergdokter (Yves Ciampi, 1953), Si Versailles m’était conté (Sacha Guitry, 1954), Tempi nostri/Quelques pas dans la vie (Alessandro Blasetti, 1954), de operafilm Casa Ricordi/Onsterfelijke muziek (Carmine Gallone, 1954), Le dossier noir (André Cayatte, 1955), tegenover Jean Gabin in Voici le temps des assassins… (Julien Duvivier, 1956), Mitsou, ou Comment l’esprit vient aux filles (Audry, 1956), als Fantine in Les misérables (Le Chanois, 1958), Chaque jour a son secret (Claude Boissol, 1958), Prisons de femmes (Cloche, 1958), als bloemenverkoopster in de korte film Les fiancés du pont MacDonald (Agnès Varda, 1961) en Cléo de 5 à 7 (Varda, 1962), Le septième juré (Georges Lautner, 1962), de titelrol in Marie Soleil (Antoine Bourseiller, 1966), Des Christs par milliers (Philippe Arthuys, 1969), Hoa-Binh (Raoul Coutard, 1970), tegenover Jean-LouisTrintignant in Le voyou (Claude Lelouch, 1970),
Danièle Delorme door kebekmac
Absences répétées (prix Jean Vigo; Guy Gilles, 1972), Belle (André Delvaux, 1973), La barricade du Point du Jour (René Richon, 1978), La côte d’amour (Charlotte Dubreuil, 1982) en Novembermond (Alexandra von Grote, 1985). Laatste rol in de korte film van haar kleinzoon Hugo Gélin, La vie sans secret de Walter Nions (weer als bloemenverkoopster, 2001). Als producent van Comme des frères (Hugo Gélin, 2012) kreeg Delorme haar eerste Césarnominatie, voor beste debuutfilm, net als een jaar later voor La cage dorée (Ruben Alves, 2013).
In een aantal producties van Les Films de la Guéville was Delorme ook zelf te zien: de megahit, met name in Nederland en Duitsland, Un éléphant ça trompe énormément/Al is de leugen nog zo snel (Robert, 1976), het vervolg Nous irons tous au paradis (Robert, 1977), Qu’est-ce qui fait courir David? (Élie Chouraqui, 1982) en Sortez des rangs (Jean-Denis Robert, 1996). Produceerde zowel commerciële successen als kwetsbare arthouse-titels: Bébert et l’omnibus (Robert, 1963), Les copains (Robert, 1965), Alexandre le bienheureux (Robert, 1968), Camarades (Marin Karmitz, 1970), Le plein de super (Alain Cavalier, 1976), Sâle rêveur (Jean-Marie Périer, 1978), La femme qui pleure (Jacques Doillon, 1979), Martin et Léa (Cavalier, 1979), La drôlesse (Doillon, 1979),
Un étrange voyage (Cavalier, 1981), La fille prodigue (Doillon, 1981), Fréquence meurtre (Élisabeth Rappeneau, 1988), het voor een Oscar genomineerde Himalaya – L’enfance d’un chef (coproductie; Eric Valli en Michel Debats, 1999) en de korte film ter gelegenheid van de invoering van de euro À l’abri des regards indicrets (Alves en H. Gélin, 2002). Verdeelde twee jaar de nationale filmsubsidie als voorzitter van de commissie voor de ‘Avance sur recettes’ (1980-81). Moeder van acteur en producent Xavier Gélin.