Gato Barbieri

83, New York, 2 april, longontsteking

Argentijns alt- en tenorsaxofonist, klarinettist, bandleader en jazzcomponist, eigenlijk Leandro José Barbieri. Speelde in de jaren 50 samen met de eveneens Argentijnse pianist en latere filmcomponist Lalo Schifrin, daarna onder meer in Rome met trompettist Don Cherry. Zijn muziek was onder meer te horen in Prima della rivoluzione (Bernardo Bertolucci, 1964) en als componist van de soundtrack van de Argentijnse producties Dar la cara (José A. Martínez Suárez, 1962) en El perseguidor (naar Julio Cortázar; Osias Wilenski, 1965). Werd een wereldster door zijn zwoele, meeslepende soundtrack voor de controversiële, in veel landen verboden film Ultimo tango a Parigi/Last Tango in Paris (met Marlon Brando en Maria Schneider; Bertolucci, 1972), onder meer hergebruikt in Je, tu, il, elle (Chantal Akerman, 1974) en Eat Pray Love (Ryan Murphy, 2010).


Het succes leverde Barbieri ook een platencontract op bij A&M Records. Hij schreef voor nog enkele films de soundtrack: de documentaire Appunti per un’ orestiade africana (Pier Paolo Pasolini,1970), het Braziliaanse O rei dos milagres (Joel Barcellos, 1971) en Na boca da noite (Walter Lima Jr, 1971), het Argentijnse La guerra del cerdo/Diary of a Pig War (Leopoldo Torre Nilsson, 1975), de internationale actiefilm Firepower (met Sophia Loren; Michael Winner, 1979), Strangers Kiss (een speelfilm over de totstandkoming van Stanley Kubricks Killer’s Kiss; Matthew Chapman, 1983),
Manhattan by Numbers (Amir Naderi, 1993) en de Duitse productie Seven Servants (met Anthony Quinn; Daryush Shokof, 1996), die op het festival van Locarno in première ging. Speelde saxofoonsolo in L’harem (Marco Ferreri, 1967) en Diario di un vizio (Ferreri, 1994). Gastrol in La patota (Daniel Tinayre, 1960), een van de hoofdpersonen in de muziekdocumentaire over latin jazz Calle 54 (Fernando Trueba, 2000).