86, Los Angeles, 17 april, beroerte
Amerikaans editor, eigenlijk Dorothea Carothers Allen. Baanbrekend editor en in Hollywood een van de eersten die een solocredit kreeg voor montage. Paste de moderne opvattingen van de nouvelle vague, zoals jump cuts en overlappend geluid, toe in de mainstream. Won een Oscar voor Dog Day Afternoon (Sidney Lumet, 1975) en kreeg nominaties voor Reds (samen met Craig McKay; Warren Beatty, 1981) en Wonder Boys (Curtis Hanson, 2000). Viel al eerder op door haar dynamische montage van films als The Hustler (Robert Rossen, 1961) en Bonnie and Clyde (Arthur Penn, 1967). Begon haar loopbaan als koerier voor Columbia Pictures, daarna geluidssnijder en montageassistent. Eerste zelfstandig gemonteerde film: Odds against Tomorrow (Robert Wise, 1959). Voorts onder meer America, America (Elia Kazan, 1963), Rachel, Rachel (Paul Newman, 1968), Alice’s Restaurant (Penn, 1969), Little Big Man (Penn, 1970), Slaughterhouse-Five (George Roy Hill, 1972), Serpico (Lumet, 1973), Night Moves (Penn, 1975), The Missouri Breaks (Penn, 1976), Slap Shot (Hill, 1977), The Wiz (Lumet, 1978), Harry & Son (Newman, 1984), The Breakfast Club (John Hughes, 1985), The Milagro Beanfield War (Robert Redford, 1988), Henry & June (Phil Kaufman, 1990), The Addams Family (Barry Sonnenfeld, 1991), John Q (Nick Cassavetes, 2002) en Fireflies in the Garden (Dennis Lee, 2008). Executive producer van Reds (Beatty, 1981). In de jaren negentig hoofd postproductie van Warner Bros.