76, Los Angeles, 7 april, complicaties van een hartaanval
Nederlands editor. Woonde en werkte sinds 1985 in de Verenigde Staten. Eerste winnaar van de vakprijs montage (Gouden Kalf, 1985). Won een Emmy voor de montage van de pilot van The Young Indiana Jones Chronicles (Carl Schultz, 1993). Eindexamen Nederlandse Filmacademie, waar hij onder meer Groeten uit Zonnemaire (Digna Sinke, 1972) en Eigen haard is goud waard (Annette Apon, 1973) monteerde en een zogeheten ‘sad movie’ regisseerde, Egg (1972). Werkte daarna bij het Amsterdams Stadsjournaal (ASJ) en monteerde korte films als Grote Klaas en kleine Klaas (Pieter Verhoeff. 1974) en De grens (Bobby Eerhart, 1979). Eerste lange speefilm: Andy, bloed en blond haar (Frank Wiering, 1979). Monteerde vervolgens de lange speelfilms Uit elkaar (Herman van Veen, 1979), Een vlucht regenwulpen (Ate de Jong, 1981), Menuet (Lili Rademakers, 1982), Van de koele meren des doods (Nouchka van Brakel, 1982), Een zaak van leven of dood (George Schouten, 1983), Brandende liefde (De Jong, 1983), De witte waan (Adriaan Ditvoorst, 1984), Desiree (samen met Jacques Marcus; Felix de Rooy, 1984), Parfait amour (Jean van de Velde, 1985), De ijssalon (Dimitri Frenkel Frank, 1985), De Dream (Verhoeff, 1985) en Een maand later (Van Brakel, 1987). Ook de documentaires Het Drielandenpunt (Frans Bromet, 1974), Overloop is sloop (Apon voor ASJ, 1974), Corbeddu (samen met Magda Reypens; Louis van Gasteren, 1975), De prijs van ons voedsel (Han Kooiman voor De Rode Lantaren; 1981), Vincent’s vogeldief (Jean Olf Lammers, 1981), Gebroken tijd (Floor Kooij/ASJ, 1982), De gebroken droom (Kooij/ASJ, 1985), Museumplein (Gerard d’Olivat, 1985) en Beelden en gezichten (Schouten, 1985), alsmede de korte films Kronkels (samen met Ton de Graaff; Otto Jongerius, 1978), Crolus (Willy Breebaart, 1979) en The End (Piotr Andrejew, 1985).
Na zijn emigratie naar Hollywood legde Burcksen zich toe op de montage van visual effects, vooral voor George Lucas’ Industrial Light and Magic (ILM), voor films als The Hunt for Red October (John McTiernan, 1990) en Die Hard 2 (Renny Harlin, 1990), later voor DSBX bij films als Chasing Mavericks (Michael Apted en Curtis Hanson, 2012), Parental Guidance (Andy Fickman, 2012) en The Shallows (Jaume Collet-Serra, 2016). Hij bleef ook Nederlandse (co)producties monteren, zoals Left Luggage (Jeroen Krabbé, 1998), The Hollywood Sign (Sönke Wortmann, 2001), De vriendschap (Van Brakel, 2001), de deels geanimeerde documentaire Last Hijack (Tommy Pallotta en Femke Wolting, 2013), Hollywood Banker (samen met Arno Hagers; Rozemyn Afman, 2014) en Heart Strings (De Jong, 2024). Monteerde ook films als A Time to Die/Seven Graves for Rogan (samen met Byron ‘Buzz’ Brandt en Fred Chulack; Matt Cimber, 1982), de voor een Oscar genomineerde documentaire Colors Straight Up (Michèle Ohayon, 1997), Lunker Lake (Randy Towers, 1998), Fly Boy (Richard Stanley, 1999), Slice & Dice (Rod McCall, 2000),
de documentaire The Bituminous Coal Queens of Pennsylvania (Jody Eldred en David Hunt, 2005), Purple Heart (Bill Birrell, 2005), The Tillamook Treasure (Jane Beaumont Hall, 2006), Road House 2: Last Call (Scott Ziehl, 2006), de documentaires Borrowing Time (Robert Allan Black, 2006) en Darfur Now (Ted Braun, 2007), Brothers Three: An American Gothic (Paul Kampf, 2007), Free Style (uncredited; William Dear, 2008), From Grace (tevens coproducent; Kampf, 2009), de documentaires S.O.S./State of Security (Ohayon, 2010) en 100 Years (Melinda Janko, 2016), Politics of Love (Dear, 2011), A New York Heartbeat (Tjardus Greidanus, 2013), Losing in Love (Martin Papazian, 2016) en Good Side of Bad (Alethea Root, 2023). Ook veel tv, zoals de Franse animatieserie Seabert (1985), de serie The Adventures of Young Indiana Jones (1992-2000) en de historische documentairereeks 500 Nations (Jack Leustig, 1995). Lid en bestuurder van de American Cinema Editors (ACE) en hoofdredacteur van hun blad CINEMAEDITOR (2001-10); ontving in 2011 de honoraire Robert Wise Award van ACE.