75, Parijs, 13 januari, na een lange ziekte
Frans regisseur, producent en (scenario)schrijver. Wordt beschouwd als pionier van de zogeheten cinéma du look, waartoe ook Luc Besson en tot op zekere hoogte Léos Carax worden gerekend (de term werd gemunt door criticus Raphaël Bassan). Zij maken films met een sterk gestileerde esthetiek en een postmoderne vermenging van hoge en lage cultuur, die door het publiek veelal hoog gewaardeerd worden. Een groot deel van de filmkritiek had meer reserves, zo noemde Serge Daney de films van Beineix reclamespots van avondvullende lengte. Scoorde een wereldhit met het broeierige 37°2 le matin/Betty Blue (1986), dat een ster maakte van Béatrice Dalle en zowel bij de Oscars als de Golden Globes in de categorie ‘buitenlandse film’ nipt verloor van Fons Rademakers’ De aanslag. Overrompelend debuut met Diva (1980), dat operadiva Wilhelmenia Wiggins Fernandez koppelde aan het universum van grootsteedse skaters. Het groeide langzaam uit tot een enorm publiekstrekker en won vier Césars: beste debuut, camerawerk, geluid en muziek. Zijn tweede, nog radicaler vormgegeven film, La lune dans le caniveau/The Moon in the Gutter (1983), flopte al in de competitie van Cannes.
In 1984 richtte Beineix zijn eigen productiehuis op, Cargo Films, zodat hij voortaan behalve scenario en regie ook het budget zelf kon bepalen. Zijn drie laatste lange speelfilms trokken internationaal veel minder aandacht dan de eerste drie: het in de circuswereld gesitueerde Roselyne et les lions (1989), Yves Montands zwanenzang IP5: L’île aux pachydermes (door Beineix zelf zijn beste film genoemd; 1992) en de thriller Mortel transfert (2002). Na het debacle van de laatste maakte Beineix nog enkele documentaires en opdrachtfilms, en besloot boeken te gaan schrijven, zoals het autobiografische Les chantiers de la gloire (2006) en de roman Toboggan (2020). Beineix had de filmschool IDHEC voortijdig verlaten, toen hij als 21ste van zijn klas werd geklasseerd. De cinefiel werd daarna assistent van regisseurs als Jean Becker, Claude Berri, René Clément, Jerry Lewis en, vooral, Claude Zidi. Plannen om Engelstalige films te regisseren strandden in een vroeg stadium, en die werden door een ander gemaakt: The Name of the Rose (Jean-Jacques Annaud, 1986), Alien3 (David Fincher, 1992), Evita (Alan Parker, 1996) en The Avengers/De wrekers (Jeremiah S. Chechik, 1998). Produceerde naast zijn eigen films ook bij voorbeeld de documentaire Requiem for Billy the Kid (Anne Feinsilber, 2006) en de korte animatiefilm Hellville (Rémy Busson, Yann Drevon en Aurélien Duhayon, 2011).