108, Starnberg (Beieren), 24 december, beroerte
Nederlands zanger en acteur, voluit Johan Marius Nicolaas Heesters. Vanaf de jaren dertig vrijwel exclusief actief in Oostenrijk en later Duitsland, als ster van operette, revue en film, onder de naam Johannes of Jopi Heesters. In zijn geboorteland omstreden door zijn vooraanstaande positie als populair artiest onder het Derde Rijk. Heesters zei altijd buiten de politiek te zijn gebleven, maar er is een foto van hem bij een bezoek aan concentratiekamp Dachau. Ook zei hij vorig jaar voor een televisiecamera dat die Hitler toch een goeie kerel was geweest.
Filmdebuut in de stille film Cirque Hollandais (Theo Frenkelsr., 1924), Twee rollen in Nederlandse talkies, tegenover Jopie Koopman en Fien de la Mar in Bleeke Bet (Alex Benno en Richard Oswald, 1934) en in de komedie De vier Mullers (Rudolf Meinert, 1935). In de Duitstalige versie van diezelfde film, Alles für die Firma (Meinert, 1935), maakte Heesters zijn Oostenrijks debuut. Daarna kleinere rollen in Die Leuchter des Kaisers (als Joe Heesters; Karl Hartl, 1936) en Der Bettelstudent (Georg Jacoby, 1936). Eerste sterrol bij de UFA in Das Hofkonzert (Detlef Sierck, 1936).
Voorts onder meer Gasparone (tegenover Marika Rökk; Jacoby, 1937), Nanon (Herbert Maisch, 1938), Halloh Janine (met Rökk; Carl Boese, 1939), Das Abenteuer geht weiter (Carmine Gallone, 1940), Die lustigen Vagabunden (Jürgen von Alten, 1940), Rosen in Tirol (Géza von Bolváry, 1940), Immer nur-Du! (Karl Anton, 1941), Jenny undder Herr im Frack/Jenny als detective (Paul Martin, 1941), Karneval der Liebe (Martin, 1943), Es lebe die Liebe (Erich Engel, 1944) en Es fingso harmlos an (Theo Lingen, 1944). De continuïteit met de naoorlogse productie was groot. Al in 1946 speelde hij al in een DEFA-productie van Die Fledermaus (Von Bolváry). Een greep uit de volgende films: Frech und verliebt (Hans Schweikart, 1948), Die Csardasfürstin (met Rökk; Jacoby, 1951),
Im weißen Rößl (Willi Forst, 1952), The Moon Is Blue (cameo als toerist; Otto Preminger, 1953) en de Duitse versie Die Jungfrau auf demDach (hoofdrol; Preminger, 1953), Die geschiedene Frau (met Rökk; Jacoby, 1953), Schlagerparade (Erik Ode, 1953), Hab’ ich nur deine Liebe (Eduard von Borsody, 1953), Gestatten, mein Name ist Cox (Jacoby, 1955), Bel Ami (Louis Daquin, 1955), Opernball (Ernst Marischka, 1956), Heute heiratet mein Mann (Kurt Hoffmann, 1956), Viktor und Viktoria (Anton, 1957), Bühne frei für Marika (met Rökk; Jcoby, 1958), Frau im besten Mannesalter (Axel von Ambesser,1959), Besuch aus heiterem Himmel (Ferdinand Dörfler, 1959) en Junge leute brauchen Liebe (tegenover Conny Froboess; Géza von Cziffra, 1961). Daarna voornamelijk televisie, naast cameo’s als clochard in Otto der Film (Xaver Schwarzenberger en Otto Waalkes, 1985) en als wetenschapper in 1 ½ Ritter – Auf der Suche nachder hinreißender Herzelinde (Til Schweiger, 2008). Laatste rol op 107-jarige leeftijd (mogelijk een record) als Petrus aan de hemelpoort in de korte film Ten (Stefan Hering, 2011). Weduwnaar van de Belgische revuester Wiesje Ghijs, in 1991 hertrouwd met de ruim 45 jaar jongere actrice Simone Rethel.