75, Parijs, 2 juli, longaandoening
Frans acteur en toneelregisseur. Zoon van een Russische beeldhouwer won vele prijzen als theateracteur en -regisseur. Was ook enige tijd gezichtsbepalend als jeune premier van een dreigende schoonheid in de internationale arthouse-cinema, bijvoorbeeld als de centaur tegenover Maria Callas in Medea (Pier-Paolo Pasolini, 1969) of een pelgrim in La voie lactée (Luis Buñuel, 1969). Debuteerde tegenover Yves Montand in Premier mai (Luis Saslavsky, 1958) en viel direct daarna sterk op als cynische existentialist in Les tricheurs (Marcel Carné. 1958). Voorts onder meer in Kapò (Gillo Pontecorvo, 1959), La notte brava (Mauro Bolognini, 1959), Le bois des amants (top-billed; Claude Autant-Lara, 1960), Vanina Vanini (Roberto Rossellini, 1961), Les sept péchés capitaux (segment Jacques Demy, 1962), Ballade pour un voyou (top-billed tegenover Hildegard Knef; Claude-Jean Bonnardot, 1963), Le grain de sable (Pierre Kast, 1964), tegenover Fernandel in Le voyage du père (Denys de la Patellière, 1966), met Brigitte Bardot in À coeur joie (Serge Bourguignon, 1967), La prisonnière (top-billed; Henri-Georges Clouzot, 1968), Ostia (top-billed; Sergio Citti, 1970), Bröder Carl (Susan Sontag, 1971), Les hautes solitudes (Philippe Garrel, 1974), Un ange passe (Garrel, 1975), Noces de sang (Souheil Ben-Barka, 1976), Il pleut sur Santiago (Helvio Soto, 1976), Il deserto dei Tartari (Valerio Zurlini, 1976), Voyage au jardin des morts (Garrel, 1978), Détective (top-billed; Jean-Luc Godard, 1985), Diesel (Robert Kramer, 1985), Rouge baiser (Véra Belmont, 1985), Germinal (Claude Berri, 1993), Le radeau de la Méduse (Iradj Azimi, 1994), Peau d’ange (Vincent Perez, 2002), Mon petit doigt m’a dit… (Pascal Thomas, 2005), J’ai toujours rêvé d’être un gangster (Samuel Benchetrit, 2007) en Le ombre rosse (Francesco Maselli, 2009). Zal postuum verschijnen tegenover Sharon Stone in The Burma Conspiracy (Jérôme Salle, 2011). Weduwnaar van actrice Pascale de Boysson.