Oswald Morris

98, Fontmell Magna (Dorset), 17 maart, natuurlijke dood
Engels cameraman. Begonnen als clapper boy in 1932, via positie van operator bij zogeheten quota quickies (goedkope B-films) naar de status van een van de beste directors of photography ter wereld. Won slechts 1 Oscar, voor Fiddler on the Roof/Anatevka (Norman Jewison, 1971) en werd genomineerd voor twee andere filmmusicals: Oliver! (Carol Reed, 1968) en The Wiz (Sidney Lumet, 1978). Hoewel Ossie Morris zijn reputatie mede dankte aan geraffineerd kleurgebruik, won hij drie jaar achter elkaar de BAFTA voor fotografie van zwart-witfilms: The Pumpkin Eater (Jack Clayton, 1964), The Hill (Lumet, 1965) en The Spy Who Came In from the Cold (Martin Ritt, 1965). Draaide acht tot negen films van regisseur John Huston: Moulin Rouge (1952), Beat the Devil (1953), Moby Dick (1956), Heaven Knows, Mr. Allison (1957), A Farewell to Arms (officieel Charles Vidor, 1957), The Roots of Heaven (1958),  Reflections in a Golden Eye (officieel gedraaid door Aldo Tonti, met Elizabeth Taylor; 1967), The MacKintosh Man (1973) en The Man Who Would Be King (1975).

Debuteerde als DoP met Golden Salamander (Ronald Neame. 1950). Voorts films als Circle of Danger (Jacques Tourneur, 1951), The Card (Neame, 1952), So Little Time (Compton Bennett, 1952), Saturday Island (eerste in kleur; Stuart Heisler, 1952), South of Algiers (Jack Lee, 1953), Monsieur Ripois (René Clément, 1954), Beau Brummell (met Taylor; Curtis Bernhardt, 1954), The Man Who Never Was (Neame. 1956), The Key (Reed, 1958), het grimmige gootsteenrealisme van Look Back in Anger (Tony Richardson, 1959), Our Man in Havana (Reed, 1959), The Entertainer/De humorist (Richardson, 1960), The Guns of Navarone (7 Oscarnominaties, niet voor camera; J. Lee Thompson, 1961), Satan Never Sleeps (Leo McCarey, 1962), Lolita (Stanley Kubrick, 1962),

Term of Trial (Peter Glenville, 1962), Come Fly with Me (Henry Levin, 1963), The Ceremony (Laurence Harvey, 1963), Of Human Bondage (gedeeltelijk; Ken Hughes, 1964), The Battle of the Via Fiorita (Delmer Daves, 1965), Life at the Top (Ted Kotcheff. 1965), Stop the World: I Want to Get Off (Philip Saville, 1966), The Taming of the Shrew (met Taylor; Franco Zeffirelli, 1967), Great Catherine (Gordon Flemyng, 1968), Goodbye, Mr. Chips (Herbert Ross, 1969), Fragment of Fear (Richard C. Sarafian, 1970), Scrooge (Neame, 1970), Lady Caroline Lamb (Robert Bolt, 1972), Sleuth (Joseph L. Mankiewicz, 1972), Dracula (Dan Curtis, 1974), The Odessa File (Neame, 1974), de Bond-film The Man with the Golden Gun (Guy Hamilton, 1974). The Seven-Per-Cent Solution (Ross, 1976), Equus (Lumet, 1977), Just Tell Me What You Want (Lumet, 1980), The Great Muppet Caper (Jim Henson, 1981) en The Dark Crystal (Henson en Frank Oz, 1982). Jongere broer Reginald H. Morris was ook cameraman, bij voorbeeld van Phobia (Huston, 1980) en Porky’s (Bob Clark, 1982).

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.