Duits-Amerikaans actrice, geboren als Ursula Schmidt. Ster van enkele bescheiden Hollywoodfilms in de jaren vijftig, oorspronkelijk op uitnodiging van producent Howard Hughes. Had onder de naam Ursula Schmidt-Huth een korte toneelcarrière in Hamburg. Trouwde in 1942 met filmproducent Georg Thieß, werd na hun scheiding twee jaar later ook fotomodel. Kleine rol in Nachtwache (Harald Braun, 1949). Werd na het sluiten van een contract met RKO in Amerika gelanceerd als ‘the most beautiful girl in the world’. Hollywooddebuut in de hoofdrol van Monsoon (Rod Amateau, 1952). Ook in The Iron Glove (William Castle, 1954), Bengal Brigade (Laslo Benedek, 1954), The Americano (Castle, 1955) en Bandido (Richard Fleischer, 1956). Was tot zijn dood in 1969 getrouwd met steracteur Robert Taylor.
Duits actrice, pseudoniem van Daisy Freiin von Freyberg zu Eysenberg. Speelde de bruid van Fritz Kortner in de stille klassieker met Louise Brooks Lulu – Die Büchse der Pandora (Georg Wilhelm Pabst, 1929). Was daarna in nog enkele zwijgende films te zien, zoals Es flüstert die Nacht (Victor Janson, 1929) en een talkie, Nur am Rhein (Max Mack, 1930). In 1931 miss Duitsland, daarna getrouwd met een bankier en verdwenen van het scherm.
Pools-Amerikaans actrice. Debuteerde in de korte film Erotyk (Jerzy Skolimowski, 1960) en werd in zekere zin een Pools sekssymbool. Speelde in een groot aantal films in de jaren zestig en zeventig, waaronder Hamles/Little Hamlet (Skolimowski, 1960), De passagier/Pasazerka (Andrzej Munk en Witold Lesiewicz, 1963), Rysopis/Bijzonder kenmerken: geen (in driedubbelrol; Skolimowski, 1964), Waar is de generaal?/Gdzie jest general? (Tadeusz Chmielewski, 1964), First Day of Freedom/Pierwszy dzien wolnosci (Aleksander Ford, 1964), Manuscript gevonden te Saragossa/Rekopis znaleziony w Saragossie (Wojciech Has, 1965), Walkover (Skolimowski, 1965), Alles te koop/Wsysztko na sprzedaz (Andrzej Wajda, 1969) en Daimler-Benz Limousine (Filip Bajon, 1982). Vertrok na huwelijk met Amerikaans journalist David Halberstam naar de Verenigde Staten, vooral ook wegens lastercampagne van de communistische autoriteiten. Had vervolgens een internationale filmcarrière, in titels als Putney Swope (Robert Downey Sr., 1969), The First Circle/Den foerste kreds (naar Aleksandr Solzjenitsyn; Ford, 1973), Running On Empty (Sidney Lumet, 1988), Music Box (Costa-Gavras, 1989), Cadillac Man (Roger Donaldson, 1990) en A Kiss Before Dying (James Dearden, 1991).
Engels regisseur, cameraman, scenarioschrijver en producent. Bereikte als regisseur het grootste publiek met enkele industrieel vormgegeven rampenfilms, zoals The Poseidon Adventure (1972) en Meteor (1979). Ze vormden het eindpunt van een lange carrière als ambachtsman, die onder meer drie Oscarnominaties opleverde: voor de special effects van One of Our Aircraft Is Missing (Michael Powell en Emeric Pressburger, 1942) en de scenario’s van Brief Encounter (David Lean, 1945) en Great Expectations (Lean, 1946). De twee laatste films (co)produceerde Neame tevens. Zoon van fotograaf en filmpionier Elwin Neame en filmactrice Ivy Close zette zijn eerste schreden in de filmindustrie als assistent-cameraman bij Blackmail (Alfred Hitchcock, 1929), de in de Elstree-studio’s opgenomen eerste Britse talkie. Happy (Friedrich Zelnik, 1933) was een van de eerste films die Neame zelfstandig draaide, gevolgd door onder meer Invitation to the Waltz (Paul Merzbach, 1935), Drake of England (Arthur B. Woods, 1935), The Crimes of Stephen Hawke (George King, 1936), de George Formby-kluchten Keep Fit (Anthony Kimmins, 1937), Feather Your Nest (William Beaudine, 1937), I See Ice (Kimmins, 1938). It’s in the Air (Kimmins, 1938), Trouble Brewing (Kimmins, 1939), Come On George! (Kimmins, 1939) en Let George Do It! (Marcel Varnel, 1940), Brief Ecstasy (Edmond T. Gréville, 1937), Penny Paradise (Carol Reed, 1938), The Gaunt Stranger (Walter Forde, 1938), The Four Just Men (Forde, 1939), Cheer Boys Cheer (Forde, 1939), Major Barbara (Gabriel Pascal, 1941), In Which We Serve (Noel Coward en David Lean, 1942), This Happy Breed (Lean, 1944) en Blithe Spirit (Lean, 1945). De samenwerking met Lean, ook als productiepartner in de maatschappij Cineguild, eindigde na Oliver Twist (1948) en The Passionate Friends (1949) in ruzie. Vervolgens produceerde Neame The Magic Box (Roy Boulting, 1952), een biografie van zijn leermeester, de cameraman William Friese-Greene.
Als regisseur debuteerde Neame met de goed ontvangen film noir Take My Life (1947). Andere successen waren de komedie The Million Pound Note (met Gregory Peck; 1954), The Horse’s Mouth (met Alec Guinness; 1958), Tunes of Glory (1960), Prudence and the Pill (co-regie Fielder Cook, 1968) en vooral The Prime of Miss Jean Brodie (1969), waarvoor hoofdrolspeelster Maggie Smith een Oscar won.
Voorts onder meer Golden Salamander (1950), The Card (1952), The Man Who Never Was (1956), The Seventh Sin (1957), Windom’s Way (1957), I Could Go on Singing (met Judy Garland en Dirk Bogarde; 1963),
The Chalk Garden (1964), Gambit (1966), Scrooge (1970), The Odessa File (1974), Hopscotch (1980) en First Monday in October (1981).
Amerikaans filmjournalist en -historicus. Bekend bezoeker van internationale festivals. Schreef de laatste jaren recensies voor The Hollywood Reporter , daarvoor onder meer voor Screen International en indieWIRE. Overleden tijdens festival van Taormina in Sicilië.
In Ethiopië geboren Amerikaans filmwetenschapper. Professor aan de University of California Los Angeles (UCLA) schreef monografieën over Afrikaanse filmmakers als Souleymane Cissé en Ousmane Sembene en publiceerde een standaardwerk, Third Cinema in the Third World: The Aesthetic of Liberation (1982).