Tiberio Murgia


81, Tolfa (prov. Rome), 20 augustus, ziekte van Alzheimer

Italiaans bijrolacteur. Werd als ober (volgens anderen als bordenwasser) ontdekt door regisseur Mario Monicelli, die hem een rol bezorgde in zijn klassieke misdaadkomedie I soliti ignoti/Big Deal on Madonna Street/Met boeven vangt men boeven (1958). Zijn personage Michele Ferribotte werd nagesynchroniseerd met een Siciliaans accent, zodat het Italiaanse publiek de Sardijn Murgia altijd is blijven aanzien voor een archetypische Siciliaan, als aangever van Alberto Sordi, Louis de Funès of Adriano Celentano. Tot Murgia’s ruim honderd films behoren La cento chilometri (Giulio Petroni, 1959), La grande guerra (Monicelli, 1959), Audace colpo dei soliti ignoti (Nanni Loy, 1960), in de titelrol van de rip-off Rocco e le sorelle (Giorgio Simonelli, 1961), Canzoni a tempo di twist (top-billed; Stefano Canzio, 1962), Caccia alla volpe/After the Fox (Vittorio de Sica, 1966), La ragazza con la pistola (Monicelli, 1968), L’homme orchestre (Serge Korber, 1970), Le coup du parapluie (Gérard Oury, 1980), I soliti ignoti vent’ anni dopo (Amanzio Todini, 1985) en Ribelli per caso (Vincenzo Terracciano, 2001). Laatste rol als schaker in de Italiaans-Belgische coproductie Holy Money (Maxime Alexandre, 2009).

Ahna Capri


66, Los Angeles, 19 augustus, gevolgen van auto-ongeluk

In Hongarije geboren Amerikaans bijrolactrice, eigenlijk Anna Marie Nanasi. Spelde haar naam aanvankelijk als ‘Anna’, maar ergerde zich aan de Amerikaanse uitspraak daarvan. Werd vooral bekend als de sexy secretaresse Tania in de Bruce Lee-hit Enter the Dragon (Robert Clouse, 1973). Als kind al te zien in televisieseries. Officieel filmdebuut als 12-jarige in de B-western Outlaw’s Son (Lesley Selander, 1957). Voorts onder meer in Kisses for My President (Curtis Bernhardt, 1964), The Girls on the Beach (William Witney, 1965), One of Our Spies Is Missing (feitelijk een lange aflevering van The Man from UNCLE; E. Darrell Hallenbeck, 1966), Target: Harry (Roger Corman, 1969), Darker than Amber (Clouse, 1970), The Brotherhood of Satan (Bernard McEveety, 1971), Piranha (William Gibson, 1972), Payday (Daryl Duke, 1973), The Specialist (Howard Avedis, 1975) en The Bingo Long Traveling All-Stars and Motor Kings (John Badham, 1976).

Abbey Lincoln


80, New York, 14 augustus, natuurlijke dood

Afro-Amerikaans jazzzangeres, actrice en burgerrechtenactivist, pseudoniem van Anna Marie Wooldridge, ook soms optredend als Gaby Lee. Speelde tegenover Sidney Poitier de titelrol van een dienstbode, die wil gaan studeren in For Love of Ivy (Daniel Mann, 1968) en kreeg voor die rol een nominatie voor een Golden Globe. Eerder al prominent tegenover Ivan Dixon in Nothing but a Man (Michael Roemer, 1964). Kleine rol in Mo’ Better Blues (Spike Lee, 1990). Was als zangeres te zien in The Girl Can’t Help It (Frank Tashlin, 1956). Getrouwd geweest met drummer Max Roach.

Patrick Cauvin


77, Parijs, 13 augustus, kanker

Frans schrijver van romans en scenario’s, soms onder zijn echte naam Claude Klotz. Auteur van het originele script van drie speelfilms van regisseur Patrice Leconte: Le mari de la coiffeuse (Césarnominatie; 1990), Félix et Lola (2000) en L’homme du train (2002). Verschillende van zijn boeken werden door anderen bewerkt tot films, zoals Dracula, père et fils (Edouard Molinaro, 1976), A Little Romance (naar E=MC2 mon amour; George Roy Hill, 1979) en Entre chiens et loups (Alexandre Arcady, 2002).

Bruno S.


78, Berlijn, 11 augustus, hartfalen

Duits musicus, schilder en niet-professioneel acteur, voluit Bruno Schleinstein. Werd als ‘nobele wilde’ Kaspar Hauser de ster van de speelfilm Jeder für sich und Gott gegen alle (Werner Herzog, 1974), waarin hij voor een deel zichzelf vertolkte. Ondanks het wantrouwen dat Schleinstein koesterde jegens de regisseur, die hij verdacht van exploitatie, speelde hij opnieuw als ‘Bruno S.’ de hoofdrol in Stroszek (Herzog, 1977), als een alcoholist en straatmuzikant die een nieuw leven in Amerika probeert op te bouwen. Eerste filmoptreden was in de titelrol van de documentaire Bruno der Schwarze, es blies ein Jäger wohl in sein Horn (Lutz Eisholz, 1970). Als ongewenst kind van een prostituee was Schleinstein zo hard geslagen dat hij op 3-jarige leeftijd tijdelijk doof werd, voor zwakbegaafd werd aangezien en een twintigtal jaren in psychiatrische inrichtingen doorbracht. Ook te zien als bandoneonspeler in Liebe das Leben, lebe das Lieben (Eisholz, 1977). Hoofdpersoon van de documentaire Bruno S. – Die Fremde ist der Tod (Miron Zownir, 2003). Trad in Berlijn op als xylofonist, accordeonist en klokkenspeler. Exposeerde zijn schilderijen, die worden gerekend tot het domein van de ‘outsider art’ of ‘art brut’.

David L. Wolper


82, Beverly Hills, 10 augustus, hartfalen tijdens het televisiekijken

Amerikaans televisie- en filmproducent. Winnaar van drie Emmy’s, onder meer voor de baanbrekende dramaseries Roots (1977) en Roots: The Next Generation (1979), plus nog zeven andere nominaties, bijvoorbeeld voor The Thorn Birds (1983). Oscarnominatie voor de lange documentaire The Race for Space (Wolper, 1959) en door de Academy onderscheiden met de Jean Hersholt Humanitarian Award (1985). Produceerde ook bioscoopfilms als The Devil’s Brigade (Andrew V. McLaglen, 1968), If It’s Tuesday, This Must Be Belgium (Mel Stuart, 1969), The Bridge at Remagen (John Guillermin, 1969), I Love My Wife (Stuart, 1970), de lange insectendocumentaire The Hellstrom Chronicle (Walon Green en Ed Spiegel, 1971), de eerste verfilming van Roald Dahls Willy Wonka and the Chocolate Factory/Sjakie en de Chocoladefabriek (Stuart, 1972), King, Queen, Knave (Jerzy Skolimowski, 1972), de muziekdocumentaire Wattstax (Stuart, 1973), de documentaire-omnibus over de Olympische Spelen van München Visions of Eight (Michael Pfleghar, Kon Ichikawa, Milos Forman, Claude Lelouch, Joeri Ozerov, Arthur Penn, John Schlesinger en Mai Zetterling, 1973), het oorspronkelijk voor televisie bedoelde Victory at Entebbe (Marvin J. Chomsky, 1976), de muziekfilm This Is Elvis (Malcolm Leo en Andrew Solt, 1981), de documentaire Imagine: John Lennon (Solt, 1988), Murder in the First (Marc Rocco, 1995), Surviving Picasso (James Ivory, 1996) en als executive producer de voor 9 Oscars genomineerde James Ellroy-verfilming L.A. Confidential (Curtis Hanson, 1997). Produceerde ook de openingsceremonie van de Olympische Spelen in Los Angeles (1984).