Josine van Dalsum


Met Nelly Rosiers (onder)
61, Amsterdam, 17 november, hersentumor

Nederlands actrice, vooral op televisie. Werd bekend door de rol van de zwakbegaafde Letje in de serie Een mens van goede wil (1973), zoals het meeste van haar tv-werk geregisseerd door echtgenoot John van de Rest, bij voorbeeld Heilige Jeanne (1978) en Mata Hari (1981), maar ook in Walter van der Kamps series Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan (1975-76) en Hollands Glorie (1978). Speelde een hoofdrol in de Belgische speelfilm Dood van een non (Paul Collet en Pierre Drouot, 1976) en kleinere rollen in films als De lift (Dick Maas, 1983), De Leeuw van Vlaanderen (Hugo Claus, 1985) en Zus & zo (Paula van der Oest, 2001). Laatste rol in de tv-film in de Enneagram-serie Bruno & Violet (Nicole van Kilsdonk, 2005). In juli van dit jaar benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Edward Woodward


79, Truro (graafschap Cornwall), 16 november, longontsteking

Engels acteur. Kreeg zes Emmy-nominaties en een Golden Globe voor zijn hoofdrol in de Amerikaanse spionageserie The Equalizer (1985-89). Speelde ook in Engeland in talrijke theater- en televisieproducties, zoals de titelrol van de serie Callan (1967-72) en onlangs nog in EastEnders. Werd in film vooral bekend door zijn hoofdrol als politieman in de paranormale thriller The Wicker Man (Robin Hardy, 1973) en de titelrol in het Australische krijgsraaddrama ‘Breaker’ Morant (Bruce Beresford, 1980). Debuteerde in film met een rol die hij ook op toneel had gespeeld, in Where There’s a Will (Vernon Sewell, 1955). Ook in films, vaak als officier of andere gezagsdrager, bij voorbeeld in The File of the Golden Goose (Sam Wanamaker, 1969), Incense for the Damned (Robin Hartford-Davis, 1970), Sitting Target (Douglas Hickox, 1972), Young Winston (Richard Attenborough, 1972), de filmversie van Callan (Don Sharp, 1974), Who Dares Wins (Ian Sharp, 1982), Champions (John Irvin, 1984), als Saul in King David (Beresford, 1985), Mister Johnson (Beresford, 1990), het door zijn zoon Peter Woodward geschreven The House of Angelo (tevens productie; Jim Goddard, 1997), The Abduction Club (Stefan Schwartz, 2002) en Hot Fuzz (Edgar Wright, 2007). Zal postuum te zien zijn in de hoofdrol van The Congregation of Ghosts (Mark Collicott, 2009).

Paul Wendkos


87, Malibu CA, 12 november, complicaties van beroerte

Amerikaans televisie- en filmregisseur. Lange en gevarieerde carrière kende een vroeg hoogtepunt met Gidget (1959), een tienerfilm met Sandra Dee die de trend zou zetten voor vele surf- en strandfilms. Ook regisseerde Wendkos twee vervolgen, Gidget Goes Hawaiian (1961) en Gidget Goes to Rome (1963). Debuteerde met de film noir The Burglar (tevens montage; 1957). Tot zijn overige films, waaronder veel in het oorlogsgenre, behoren The Case against Brooklyn (1958), Tarawa Beachhead (1958), Face of a Fugitive (1959), Battle of the Coral Sea (1959), Because They’re Young (1960), Angel Baby (1961), Johnny Tiger (1966), Attack on the Iron Coast (1968), Guns of the Magnificent Seven (1969), Hell Boats (1970), Cannon for Cordoba (1970), The Mephisto Waltz (1971) en Special Delivery (1976), Het grootste deel van zijn werk betrof televisieproducties. Wendkos kreeg een Emmy-nominatie voor The Taking of Flight 847: The Uli Derickson Story (1988).

Ken Wlaschin


In gesprek met Roger Corman (rechts)
75, Palm Springs CA, 10 november, na een korte ziekte

Amerikaans filmhistoricus en festivalprogrammeur. Werd na een gevarieerde journalistieke loopbaan programmadirecteur van het Britse National Film Theatre en het London Film Festival (1969-84). Daarna directeur van Filmex en de opvolger, het aan het American Film Institute (AFI) gelieerde Los Angeles International Film Festival (1984-93). Vervolgens creatief directeur van AFI. Auteur van een twintigtal boeken, waaronder Bluff Your Way in the Cinema en The Encyclopedia of Opera on Screen.

Anselmo Duarte


89, São Paulo, 7 november, beroerte

Braziliaans regisseur, scenarioschrijver en acteur. Won in 1962 verrassend de Gouden Palm in Cannes voor zijn film O pagador de promessas. Hoewel de ook door Duarte geschreven (naar een toneelstuk van Dias Gomes) film over de mystieke vriendschap tussen een man en zijn ezel het jaar daarop ook voor een Oscar genomineerd zou worden (beste niet-Engelstalige film), behoort Duarte tot een select gezelschap van Palmwinnaars die relatief onbekend zouden blijven (samen met Henri Colpi en Mohammed Lakhdar-Hamina). Wel maakte Duarte in 1971 deel uit van de jury in Cannes. Hij debuteerde als acteur in 1947 in Não me digas adeus van Luis Moglia Barth, maar was al figurant in het onvoltooide It’s All True (Orson Welles, 1942). Groeide in de jaren vijftig uit tot een nationale ster in films als Carnaval no fogo (Watson Macedo, 1949), O caçula do barulho (Riccardo Freda, 1949), Aviso aos navegantes (Macedo, 1950), Tico-tico no fubá (Adolfo Celi, 1952), Sinhá Moça (Tom Payne en Oswaldo Sampaio, 1953), Sinfonia Carioca (Macedo, 1955) en veel later in O caso dos irmãos Naves (Luís Sérgio Person, 1967). Maakte zijn na een studie aan de Parijse filmschool IDHEC zijn regiedebuut met de muzikale komedie Absolutamente certo (tevens hoofdrol; 1957) over een man die het telefoonboek uit zijn hoofd leert. Na de internationale bekroningen vond Duarte geen aansluiting bij de toen in Brazilië dominante cinema novo. De leiders van die beweging als Nelson Pereira dos Santos en Glauber Rocha waren zelfs afgunstig op zijn internationale succes en hij belandde in een bitter isolement. In 1964 nam Duarte met Vereda da salvaçao deel aan de competitie in Berlijn, maar zijn vijf volgende films zouden internationaal niet of nauwelijks vertoond worden en op zeker moment maakte Duarte zelfs zogeheten pornochanchadas.

Derek G. Brechin


57, Glendale CA, 6 november, hartfalen

Oorspronkelijk Schots editor. Monteerde voornamelijk actiefilms, als Stargate (Roland Emmerich, 1994), Cutthroat Island (Renny Harlin, 1995), Executive Decision (Stuart Baird, 1996), Breakdown (Jonathan Mostow, 1997), The Patriot (met Steven Seagal; Dean Semler, 1998), Deep Blue Sea (Harlin, 1999), Romeo Must Die (Andrzej Bartkowiak, 2000), Exit Wounds (Bartkowiak, 2001), Thir13en Ghosts (Steve Beck, 2001), Cradle 2 the Grave (Bartkowiak, 2003), Doom (Bartkowiak, 2005) en Street Fighter: The Legend of Chun-Li (Bartkowiak, 2009).