78, Parijs, 31 januari, complicaties bij een hartoperatie
In Frans Indo-China geboren, oorspronkelijk Belgisch acteur, pseudoniem van Pierre Auguste Van Hecke. Uitgebreide loopbaan in het theater en op televisie, maar ook veel filmrollen. Debuteerde in een bijrol in verfilming van Sartres Huis clos (Jacqueline Audry, 1954). Daarna een hoofdrol in Marianne de ma jeunesse (Julien Duvivier, 1955). Sindsdien onder meer als François Villon in Si Paris nous était conté (Sacha Guitry, 1956), als de Christusfiguur in Celui qui doit mourir (Jules Dassin, 1957), Une balle dans le canon (Michel Deville en Charles Gérard, 1958), Merci Natercia! (Pierre Kast, 1960), La morte saison des amours (Kast, 1961), Un nommé La Rocca (Jean Becker, 1961), Les vacances portugaises (Kast, 1963), As ilhas encantadas (tegenover Amalia Rodrigues; Carlos Vilardebó, 1965), Paris brûle-t-il?/Is Paris Burning? (René Clément, 1966), Maldonne (Sergio Gobbi, 1968), L’étrangère (Gobbi, 1968), La légion saute sur Kolwezi (Raoul Coutard, 1980), Eréndira (Ruy Guerra, 1983), L’année des méduses (Christopher Frank, 1984), Sweet Country (Michael Cacoyannis, 1987), Vent d’est (Robert Enrico, 1993), Othello (Oliver Parker, 1995), The Proprietor (Ismail Merchant, 1996), als Monsieur Pouchet in La science des rêves/The Science of Sleep (Michel Gondry, 2006) en Deux jours à tuer (Becker, 2008). Voor zijn laatste film kreeg Vaneck een Césarnominatie in de categorie beste mannelijke bijrol. Ook in trek als verteller buiten beeld, bijvoorbeeld van Mourir à Madrid (Frédéric Rossif, 1963), Si l’avais quatre dromadaires (Chris Marker, 1966) en L’oeuvre au noir (André Delvaux, 1988).