Pim de la Parra

84, Paramaribo, 6 september, na een kort ziekbed

Surinaams-Nederlandss filmmaker, in Nederland actief tussen 1960 en 1996. Winnaar van het Gouden Kalf voor de Cultuurprijs, in 1991. Vormde met Wim Verstappen een illuster duo, dat zich ten doel gesteld had om in Nederland een continue filmindustrie van de grond te krijgen. Ze richtten daartoe het filmblad SKOOP op en het productiehuis Scorpio Films, waarbij de een en de ander beurtelings als producent en regisseur zouden optreden. Ze werden tjdelijk miljonair door het immense succes van het scabreuze Blue Movie (Verstappen, 1971) en gingen failliet aan de eerste echte Surinaamse speelfilm Wan Pipel (De la Parra, 1976), later herwaardeerd als een symbool van nationale eenheid, doordat de Creoolse hoofdpersoon breekt met zijn Nederlandse vriendin en verliefd wordt op een Hindoestaanse. Later werd De la Parra de drijvende kracht achter de zogeheten ‘minimal movies’, no-budget-producties als speeltuin voor de creativiteit van nieuw talent, zoals regisseurs Paul Ruven en Erik de Bruyn. In 1960 was De la Parra op aandringen van zijn (sefardisch-Joodse) vader naar Nederland getrokken en ging daar politieke en sociale wetenschappen studeren. In 1963 stapte hij over naar de Filmacademie, waar hij aansluiting vond bij de in Curaçao opgegroeide Verstappen, die een klas hoger zat. Samen besloten ze wat Caraïbische peper te strooien in de Nederlandse filmzandbak, en zetten zich net als de Franse nouvelle vague af tegen de cinéma de papa, al bestond die hier hooguit uit Bert Haanstra en Fons Rademakers. Wel uitten zij hun bewondering voor Vliegende Hollander Joris Ivens. Ze verlieten de Filmacademie en maakten een aantal, ook internationaal hooggewaardeerde korte films: in het geval van De la Parra waren dat Aah… Tamara (1965), Jongens, jongens wat een meid (1965), Heart Beat Fresco (1966) en iets later Joop (1969). Intussen had hij zijn eerste lange speelfilm geregisseerd, een Hitchcockiaanse erotische thriller met scenariobijdragen van de in Amsterdam verblijvende jonge Amerikaanse aspirant-filmer Martin Scorsese en muziek van Bernard Herrmann: Obsessions/Bezeten – Het gat in de muur (1969) was vooral een grote hit in Duitsland. De andere lange, door Verstappen geproduceerde speelfilms van De la Parra zijn Rubia’s Jungle (1970), Frank en Eva – Living Apart Together (1973) en Mijn nachten met Susan, Olga, Albert, Julie, Piet & Sandra (1975). Op zijn beurt produceerde De la Parra voor Verstappen diens speelfilmdebuut De minder gelukkige terugkeer van Joszef Katús naar het land van Rembrandt (1966), Liefdesbekentenissen (1967), Drop-out, of: De meester kan me nog meer vertellen (1969), het korte Joop slaat weer toe (1970), VD (1972), Dakota (1974), Alicia (ook als acteur; 1974) en Mens erger je niet (ook als acteur; 1975).

In een periode van tien jaar slaagde Scorpio erin met Blue Movie het eerste mannelijke geslachtsdeel (van Hugo Metsers) in een Nederlandse film te vertonen (van Hugo Metsers), de facto de Nederlandse Filmkeuring op te blazen en de droom van een continue filmproductie te verwezenlijken, ten koste van de top op heden soms nog opduikende misvatting dat de Nederlandse speelfilm alleen in erotiek geïnteresseerd zou zijn. Het duo, dat altijd Pim & Wim, nooit “Wim & Pim’  genoemd werd, wist voortdurend publiciteit te genereren, waarbij Pim duidelijk de makkelijkste prater van de twee was. Na de ondergang van Scorpio vond Verstappen wel weer snel emplooi bij andere producenten, voor De la Parra duurde het vier jaar voordat hij tijdens de Filmweek Arnhem een comeback presenteerde, het in zwart-wit gedraaide, bijna undergroundachtige Dirty Picture (tevens acteur; 1980). De door De la Parra geregisseerde volgende low budget movies waren Paul Chevrolet en de ultieme hallucinatie (1985), Als in een roes… (1986) en het iets ambitieuzer geproduceerde Odyssée d’amour (1987). Vanaf 1988 noemde hij zijn films ‘minimal movies’: Lost in Amsterdam (1989), De nacht van de wilde ezels (1990), Let the Music Dance (1990) en Openbaringen van een slapeloze (1991).Daarna worden de regiecredits vager, omdat sommige worden toegeschreven aan ‘Ronald da Silva’, een pseudoniem dat soms door De la Parra, dan weer door Ruven gebruikt werd. Ook werden niet alle minimal movies meer vertoond, laat staan gedistribueerd. Vermoedelijk was De la Parra de maker van films als Extravaganza (1991), Het gelukzalig lijden van Derek Beaujon (1991), Het labyrint der lusten (1991), Two People: Analysis of a Seduction (1992), Fear and Desire (1992), Dagboek van een zwakke yogi (1993) en afscheidsfilm De droom van een schaduw (1995). Hij produceerde minimal movies als How to Survive a Broken Heart (Ruven, 1991), The Best Thing in Life (Ruven, 1993) en het korte Karaoke! (Ruven, 1995). Aan de meeste van de door De la Parra geproduceerde films leverde hij ook scenariobijdragen. Hij acteerde onder meer in La donneuse (Jean-Marie Pallardy, 1976), Der Mörder (Ottokar Runze, 1979), Max & Laura & Henk & Willie (titelrol; Ruven, 1989) en Van Gogh’s Ear (Tony Garcia, 1991). Terug in Suriname regisseerde en schreef hij (samen met Astrid H. Roemer) Het geheim van de Saramacca rivier (2007) en de ‘documentaire fictiefilm’ Het laatste verlangen (tevens hoofdrol; 2008). Ook spande hij zich weer in om jong talent te stimuleren en richtte de Surinaamse Film Academie op. Hoofdpersoon van de biografische documentaire Parradox (In-soo Radstake, 2010) en van The Minimal Making of Minimal Movies (Christien Mathon en Eva van Heyningen, 1993). Komt ook aan het woord in de documentaire De domeinen Ditvoorst (Thom Hoffman, 1992), Hij schreef de autobiografische schets Prins Pim. Overdenkingen van een levensgenieter (1978). Vader van actrice en theatermaker Bodil en cabaretière Nina de la Parra.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.