77, Moskou, 13 december, hartaanval
Russisch regisseur en scenarioschrijver, van bijna al zijn films. Zilveren Beer in Berlijn voor de regie van Sto dnej posle djetstva/One Hundred Days After Childhood (1975). Maakte in de perestrojka-periode enkele films met een voor sovjetbegrippen aanzienlijke input van rockmuziek: de musical Assa (1987) en Tsjernaja roza – emblema petsjali, krasnaja roza emblema ljoebvi/Black Rose Is an Emblem of Sorrow, Red Rose Is an Emblem of Love (Un certain regard in Cannes; 1989). Afgestudeerd aan de filmschool VGIK (1968), waar hij later docent zou worden. Regisseerde en schreef een van de segmenten van het komische vierluik Semejnoje stsjastje/Family Happiness (1969). Eerste lange speelfilm was Jegor Boelystjov i droegije/Yegor Bulychyov and Others (naar Maksim Gorki; 1971). Voorts onder meer Stantsionny smotritel/The Stationmaster (naar Aleksandr Poesjkin; 1972), de coproductie met Japan Melodii bjeloj notsji/Melodies of a White Night (samen met Kiyoshi Nishimura, 1977), Spasatel/The Lifeguard (speciale vermelding Venetië; 1980), Tsjoezjaja belaja i rjaboj/Wild Pigeon (speciale juryprijs Venetië; 1986), Tri sestry/Drie zusters (naar Tsjechow; 1994), Nezjnij vozrast/Tender Age (met hoofdrol voor zijn zoon Dmitri Solovjev; 2000), het in Sotsji met de hoofdprijs onderscheiden O ljoebvi/About Love (naar verhalen van Tsjechow; 2004), de sequel 2-Assa-2 (2008) en de tv-serie Anna Karenina (2009). Solovjevs laatste korte film Oeti-oeti-oeti/Ducky-Ducky-Ducky (2020) was in competitie op IFFR (Rotterdam). Schreef naast eigen films onder meer Tsjorny monach/The Black Monk (naar Tsjechow; Ivan Dychovitsjny, 1988). Voorzitter van de Russische Bond van Filmmakers (1994-97). Jurylid in Venetië in 1981 en 1987. Gescheiden van de actrices Tatjana Droebitsj, Marianna Koesjnerova en Jekaterina Vasiljeva.