90, Wildomar CA, 24 augustus, longontsteking
Amerikaans televisie- en filmacteur, voluit William de Clerq Reynolds. Contractacteur bij Universal, waar hij onder meer de zoon van Laurence Olivier speelde in Carrie (William Wyler, 1952) en in drie films van Douglas Sirk: All That Heaven Allows/Omstreden huwelijk (1955), There’s Always Tomorrow (1956) en de komedie Has Anybody Seen My Gal? (1952). Vaak gecast als zoon van goeden huize, betrouwbaar en met brede schouders. Debuteerde in de Paramount-komedie Dear Brat (William A. Seiter, 1951). Ook in film noir No Questions Asked (Harold F. Kress, 1951), The Desert Fox (als de zoon van James Mason in de rol van veldmaarschalk Rommel; Henry Hathaway, 1951), The Cimarron Kid (zonder credit; Budd Boetticher, 1952), The Battle at Apache Pass (George Sherman, 1952), Francis Goes to West Point (Arthur Lubin, 1952), Son of Ali Baba (Kurt Neumann, 1952), The Raiders/Riders of Vengeance/De stoutmoedigen (Lesley Selander, 1952), The Mississippi Gambler (Rudolph Maté, 1953), Gunsmoke (Nathan Juran, 1953), Cult of the Cobra (Francis D. Lyon, 1955), Away All Boats (Joseph Pevney, 1955), Mister Cory (Blake Edwards, 1957), The Land Unknown (Virgil W. Vogel, 1957), The Big Beat (top-billed; Will Cowan, 1958) en The Thing That Couldn’t Die (top-billed; Cowan, 1958). Daarna sporadische filmrollen in de western A Distant Trumpet (Raoul Walsh, 1964) en de Disneyproductie Follow Me, Boys! (Norman Tokar, 1966), maar vooral tv-rollen, in series als The FBI (1966-74), Pete Kelly’s Blues (1959), The Twilight Zone (1960), The Islanders (1960-61) en The Gallant Men (1962-63).