92, Dronten?, 24 september, doodsoorzaak onbekend
Nederlands filmmaker. Regisseur van documentaires en opdrachtfilms, in de trant van de zogeheten Hollandse documentaire school van de naoorlogse wederopbouwperiode (1945-65). Richtte na een studie aan het Centro Sperimentale di Cinematografia in Rome samen met Jan Schaper de productiemaatschappij Trosfilm op, vernoemd naar een van zijn eerste films, de fictiefilm Tros (1956). Enkele jaren in dienst van VPRO-televisie (1961-65). Oogstte veel lof voor Stervende taal (1957) over het gebarentaalsysteem van Van Beek en voor het door Bert Haanstra geproduceerde Niet genoeg/Not Enough (in oopdracht van de OECD; 1969). Begonnen als assistent van Haanstra, bij voorbeeld bij Spiegel van Holland (1951) en Oscarwinnaar Glas (1958) en van Fons Rademakers bij zijn speelfilmdebuut Dorp aan de rivier (1958). Scenarioschrijver van Slaet opden trommele (Mannus Franken, 1952). Regisseerde onder andere Volle kracht.. (tevens montage; 1956), Wil om te winnen (1960), Polders voor industrie (1961), Vrije vaart (1963), Wedloop om morgen (1964), Ruimte voor miljoenen (1965), Een wand (1968), Voorbij het verleden (1972), De beste van de klas (1976), Taffeh (1979), Children of Ghana (samen met Haanstra, 1988), Jeugdmusea – Fietsen kan geen kwaad (1991) en Le Quattro Stagioni (samen met Anton van Munster, 1992). Monteerde Quartet (Van Munster, 1986). Vormde met Rens Groot en Hans Klap een driemanschap dat de directie voerde van de Nederlandse Filmacademie (1978-87). Lid van ad-hoc jury (met Jan Vrijman en Ellen Waller), die in 1983 het Gouden Kalf toekende aan Hans – Het leven voor de dood (Louis van Gasteren, 1982).